Dieet ABC


Tip van de Dagdieet tip
24 04 2024

Niet te veel calorieën en voldoende bewegen houdt je op een gezond gewicht. Een te hoog gewicht vergroot kans op hart- en vaatziekten, diabetes en bepaalde vormen van kanker. Eet daarom niet te veel. Beweeg tenminste 30 minuten per dag.

Meer dieet tips


Home > Dieet ABC > Z > Zwaarlijvigheid

Zwaarlijvigheid

Zwaarlijvigheid is een concept dat voortdurend opnieuw wordt gedefinieerd. Bij mensen is de meestgebruikte maat voor zwaarlijvigheid de body mass index (BMI): het lichaamsgewicht in kilogram, gedeeld door de lichaamslengte in meters in het kwadraat. Bij de BMI wordt er voor het lichaams.

Een persoon met een BMI van meer dan 25.0 kg/m2 wordt beschouwd als te zwaar (overgewicht); een BMI van meer dan 30,0 kg/m2 wordt beschouwd als zwaarlijvig (obesitas). Een verdere drempel van 40,0 kg/m2 wordt geïdentificeerd als een dringend morbiditeitsrisico (ernstig overgewicht). Het Amerikaanse Instituut voor Kankeronderzoek beschouwt een BMI tussen 18,5 en 25 als ideaal voor een gezond individu (hoewel verscheidene bronnen een persoon met een BMI van minder dan 20 als te licht beschouwen). De BMI werd geïntroduceerd in de 19e eeuw door de Belgische statisticus Adolphe Quetelet, en wordt daarom in Nederland en België ook vaak [[Body Mas Index|Quetelet-index] (QI) genoemd. De scheidingspunten tussen de categorieën worden nu en dan opnieuw gedefinieerd, en kunnen van land tot land verschillen.

De BMI is geen volledige diagnose, in zoverre dat deze niet de vetdistributie binnen het lichaam in overweging neemt, en de relatieve vet- spier- en botbijdragen aan het totale lichaamsgewicht negeert. Een krachtige atleet kan door zijn BMI als te zwaar worden gerangschikt (toe te schrijven aan een zwaar spierstelsel), terwijl ten onrechte een "normale" BMI kan worden gediagnosticeerd in het geval van een bejaarde persoon met zeer lage vetvrije massa. Een BMI-score alleen is daarom ontoereikend als diagnose.

In de meeste gevallen van overgewicht die voor de gezondheid schadelijk zijn, kunnen zowel de arts als de patiënt al "op het oog" zien dat een persoon lijdt aan zwaarlijvigheid. In deze gevallen verstrekken de BMI-drempels eenvoudige criteria die alle patiënten kunnen begrijpen. Artsen kunnen ook eenvoudige metingen gebruiken als de tailleomtrek of de huidplooimeting, waarbij op zekere plaatsen van de huid precies wordt gemeten wat de dikte van de onderhuidse vetlaag is.

Dergelijke klinische gegevens zijn niet handig bij grote onderzoeken naar de volksgezondheid, omdat daarbij in het algemeen alleen de lengte en het gewicht worden geregistreerd. Om deze essentiële reden blijft BMI de algemeen meest gebruikte benadering voor onderzoeken naar de volksgezondheid, en het nuttigst voor grensoverschrijdende, longitudinale en andere soorten vergelijkende analyse.